Omdat de Kamer zich eindelijk lijkt te gaan afvragen of het met de selectie voor numerus fixusstudies wel goed gaat, schrijf ik een draadje over de gewogen loting, een gouden compromis uit onze parlementaire geschiedenis.
We schrijven 1975. In de Tweede Kamer is aan de orde de behandeling van het wetsontwerp Verlenging en wijziging van de Machtigingswet inschrijving studenten (12 929). In de Handelingen van 13 maart pagina 3486-3519: https://repository.overheid.nl/frbr/sgd/19741975/0000199036/1/pdf/SGD_19741975_0000475.pdf…
De behandeling gaat nog dagen door:
18 maart 3523-3572 https://repository.overheid.nl/frbr/sgd/19741975/0000199037/1/pdf/SGD_19741975_0000476.pdf…
en 19 maart 3573-3588 https://repository.overheid.nl/frbr/sgd/19741975/0000199038/1/pdf/SGD_19741975_0000477.pdf…
Zoals verwacht, is de Kamer perfect verdeeld: links (Kolthoff, PvdA) steunt het voorstel van staatssecretaris Klein (PvdA) voor integrale loting, rechts (Ginjaar-Maas, VVD) wil selecteren.
Woordvoerder voor ARP, CHU en KVP is de heer Vermaat (ARP). Vermaat heeft bij de opening van het debat het compromis al in de aanbieding, zie blz. 3492, maar nog niet met de verhoudingsgetallen die zo’n 40 jaar bepalend gaan zijn voor de toelating tot NF-studies als geneeskunde.
Op loten kom ik nog terug. Het is de VVD die mij destijds oprecht verbaasde. De numerus fixus was immers niet ingesteld omdat er te weinig ‘geschikte’ studenten zich voor de studie aanmeldden, maar omdat er door te weinig co-assistentplaatsen ontoelaatbare opstoppingen in de studie ontstonden: studenten (olv Bomhof) waren naar de rechter gestapt. Van het ene op het andere moment moest er aan de poort worden geloot (DS70 minister van onderwijs De Brauw kon niet anders).
Geneeskunde in die dagen was bepaald geen intellectueel uitdagende studie.
(40 jaar gewogen loting heeft dat veranderd, ik geloof niet dat ook maar iemand in de Kamer van 1975 dat op het netvlies had, maar dit terzijde). Wie voldoende zitvlees (lees: rijke ouders) had, kon de studie altijd aan. Dat is het feit: iedereen was per definitie en in feite geschikt. En dan gaat de liberale partij in het Parlement voor vergelijkende selectie. Voor wie zich herinnert hoe Thorbecke de toelating tot zijn nieuwe HBS had geregeld, is dat echt verbazend. Thorbecke vond ouders wijs genoeg om dat zelf te beslissen. Kijk, dat is liberaal.
Voor de loting (iedereen gelijke kansen) van de Brauw werd al snel een uitzondering gemaakt voor wie tenminste een 7,5 stond voor het eindexamen, de ‘7,5-regeling’. Vinden we daar wat van? ‘De tirannie van verdienste’ van Sandel al gelezen? Wáár in de stenen tafelen van Mozes staat geschreven dat hoge eindexamencijfers een persoonlijke verdienste zijn waar rechten aan zijn te ontlenen?
Het Nederlandse onderwijsstelsel is bij wet zo ingericht dat eindexamens vwo toelaatbaarheid geven tot wetenschappelijk onderwijs. Een NF is een ernstige inbreuk daarop, vandaar dat er een Machtigingswet nodig was om voor NF-studies daar uitzonderingen op te maken. Een loting met gelijke kansen voor iedereen dus, zoals het eerste voorstel ook luidde. De 7,5-regeling misbruikte een noodregeling om inbreuk te maken op de systematiek van ons onderwijsstelsel. Ik heb nooit begrepen waarom het parlement daar in de vroege 70er jaren mee heeft kunnen instemmen. Deze meritocratische beer brak nog een keer los, in 1995, toen een kandidate met >9 gemiddeld drie keer was uitgeloot. Dat vonden de sociaaldemocraten op
dat moment wel het toppunt van onrechtvaardigheid. De Commissie-Drenth moest maar eens een alternatief ontwerpen. Wat de Commissie deed, onder druk van MP Kok en onderwijsminister Ritzen. Zijn er in NL ooit onafhankelijke commissies geweest?
Deze incidentenpolitiek was voor iedereen onbevredigend, er was een regeling voor de lange termijn nodig. Staatssecretaris Ger Klein (mede-inititiatiefnemer Nieuw Links, tot 1972 dagelijks bestuur PvdA en hoogleraar Delf ) kondigde in 1974 een voorstel voor integraal loten aan.
Klein lichtte zijn voorstel overal in het land toe, en in de pers. Klein benadrukte dat selecteren op eindexamencijfers oneerlijk is, en discriminerend naar meisjes. Hij woog dat laatste zwaar. En inderdaad, CBS-cijfers van de 60er jaren laten voor meisjes lagere cijfers zien.
Dat laatste is wel heel opmerkelijk, want het is nu al heel lang zo dat meisjes betere examenresultaten behalen dan jongens: bet beeld is sinds 1975 in dat opzicht sterk gekanteld. En omdat in 1975 de gewogen loting werd ingevoerd, zien we nu dat geneeskunde daar diepgaand door is beïnvloed. Wederom: geen Kamerlid die dit destijds kon bevroeden.
Bij de zeer uitvoerigen behandeling in de Tweede Kamer was Kees Kolthoff woordvoerder wetenschappelijk onderwijs van de PvdA. Hij was mede-oprichter van de StudentenVakBeweging SVB, lid van Nieuw Links, bestuurder van de PvdA, hoofd van het Centrum voor Onderzoek van het Wetenschappelijk Onderwijs (COWO), Universiteit van Amsterdam (opgericht op initiatief van A.D. de Groot). Disclosure: Kees was mijn baas. Hoofden en medewerkers van deze onderwijsresearchcentra kenden elkaar goed.
Voorjaar 1974 kwamen deze centra met een gemeenschappelijk standpunt over de toelating tot NF-studies, waarvan Hans van der Vleugel en uw dienaar de schrijvers waren: http://benwilbrink.nl/publicaties/74HetLotCRWO_OvO.htm Nou, dat heeft heel wat gesodemieter opgeleverd zeg! Vooral in elitekrant NRC.
Ik schets even wie de deelnemers aan het debat in de media waren, in die jaren juist voorafgaand aan 1975. Ik zal wel partijdig zijn, kijk er maar doorheen dan. Dat waren allereerst de hoofden van die universitaire onderwijsresearchcentra. U moet zich realiseren dat er een enorm overlegcircuit was over deze wetgeving; iedere universiteit moest zijn standpunt bepalen. Naar buiten toe manifesteerden zich vooral Wynand Wijnen en Ben Wilbrink (het COWO had even geen hoofd, Kees Kolthoff zat in de Kamer). Wynand was juist gepromoveerd bij Willem Hofstee. Hofstee had zich al in 1969 sterk geprofileerd op het punt van selectie. Hij volgde op in de leerstoel van Kouwer, persoonlijkheidspsychologie, zeg maar alles wat met testen en selectie te maken heeft. De tweede beroepsgroep die zich sterk uitsprak over selectie was dus die van de psychologie, verdeeld in wie in de specifieke NF-situatie selectie niet opportuun vonden (Hofstee, Mellenbergh), of juist wel (A.D. de Groot, Wiegersma). Jonge garde tegenover de oude, in de media breed uitgemeten door de gardisten zelf. Een gemengd beeld dus.
Ik noem de onderwijsonderzoekers en psychologen de professionals, wat zij inderdaad ook waren. Tegneover de professionals stelden zich hoogleraren op die meenden het beter te weten. Dat leverde veel spektakel op, zoals bij bioloog Bakker in de NRC, 1000+ steunbetuigingen.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik van hoogleraren als Bakker zelden een goed argument heb gehoord. Uitzondering is antropoloog Köbben. Wat moet ik ermee wanneer een astrofysicus het smalend over de dommigheid van loten heeft? Gemeenschappelijk aan al deze hooggeleerde tegenspraak is dat zij hun stukken onderschrijven als hoogleraar. Kijk, daar heb ik geen enkel respect voor. Wie zich beroept op zijn leeropdracht, en dan een lulverhaal houdt dat daar geen enkele directe relatie mee heeft, kom op zeg. Maar goed, Kamerleden zaten er maar mee in de maag.
Klein telde zijn knopen, en stemde in met deze gewogen loting. En zo werd de gewogen loting kamerbreed gesteund. Kamerbreed mensen. Ik was er zelf niet blij mee, Klein ook niet, maar dit was het haalbare. Technische info: http://benwilbrink.nl/publicaties/75GewogenLotingCOWO.htm
In een autobiografisch boekje gaat Klein niet echt op deze geschiedenis in. Ik sprak hem in de 90er jaren nog eens in een opgewekt telefoongesprek. Helaas heb ik daar geen notities van gemaakt.
Willem Hofstee is gefascineerd geraakt door die gewogen loting als compromis.
A.D. de Groot gaf toe dat het voor het studierendement vooral lood om oud ijzer is. Vraag me niet waar hij dat precies schreef, ergens in de discussie eind 70er jaren. Je kunt het op een bierviltje uitrekenen.
Maar dan blijft dus alleen het argument van ‘verdienste’ belonen.
Dit argument is een soort ‘détournement de pouvoir’ is, misbruik van de bevoegdheid om een numerus fixus in te stellen door dan meteenvoor deze specifieke NF-studies maar een nieuw stelselelement in te voeren: dat hogere eindexamencijfers bijzondere rechten geven.
Wie dat bepleit, begeeft zich op glad ijs. Dat werd wel vaak toegegeven in de zin dat het voor iemand met een ‘6’ gem. best wel eens belangrijk en gerechtvaardigd kan zijn om voorrang te krijgen op iemand met ‘9’, maar ten principale de morele kwestie stellen, dat is zeldzaam.
Toch was er juist in de VS een indrukwekkend boek over ‘het rechtvaardige’ uitgekomen, John Rawls, A theory of justice. In plaats van met poeren-pummel-argumenten had de discussie op het geraffineerde niveau van Rawls gevoerd kunnen worden.
Er was ongetwijfeld ook een literatuur over het eerlijk verdelen van schaarse goederen. Triage in situaties waarin de medische zorg wordt overspoeld.
Ik begrijp dus niet zo goed waarom simpele sollicitatiemodellen van leken in zo sterke mate het publieke debat konden bepalen.
Willem Hofstee bracht het vaak scherp onder woorden. Wie denk je dat je bent, om te oordelen dat de ene kandidaat die schaarse plek meer ‘verdiend’ heeft dan de andere? Hoe kun je dat weten? Het is een godsoordeel. Democratische besluitvorming maakt het daarmee nog niet eerlijk.
Publicaties van John Rawls, maar ook van Amartya Sen, Marta Nussbaum, en in Nederland Ingrid Robeyns, hebben ons meer ervan bewust gemaakt dat wat we in het leven bereiken niet vooral het resultaat is van eigen verdienste. En dat falen niet vooral verwijtbare nalatigheid is.
Gewogen loting als compromis – weging van onderlinge belangen zeg maar – is dat een breder toepasbaar model? Willem Hofstee probeerde dat uit. (1983). The Case for Compromise in Educational Selection and Grading. In Anderson & Helmick. http://www.benwilbrink.nl/publicaties/83hofstee_compromise.htm (met zijn fiat).
Hofstee, W. K. B., & Kiers, H. A. L. (1997). Een algemeen model voor loting en selectie bij numerus clausus. Tijdschrift voor Onderwijsresearch, 22, 81-85. open access https://objects.library.uu.nl/reader/index.php?obj=1874-214717&lan=en#page//93/89/88/9389882632695962532623394110813737976.jpg/mode/1up
Kiers, H. A. L., & W. K. B. Hofstee (1997). Gewogen loting in combinatie met rechtstreekse toelating vanaf examencijfer 8. Tijdschrift voor Onderwijsresearch, 22, 298-301. open access https://objects.library.uu.nl/reader/index.php?obj=1874-214717&lan=en#page//66/24/60/66246005228405537138791507410661877524.jpg/mode/1up
“Naar aanleiding van de decentrale selectieprocedure voor psychologie RUG heb ik me afgevraagd wat voor motivatiebrief ik destijds zou hebben geschreven (met de kennis van nu). Van harte aanbevolen als voorbeeldbrief voor aspirant-psychologiestudenten.” http://www.benwilbrink.nl/projecten/loten_nf.htm#Hofstee_2011
De gewogen loting is zelf ook gewogen:
Drenth (voorz.) (1997). ‘Gewogen loting gewogen. Advies van de Commissie Toelating Numerus Fixusopleidingen’. Sdu
Click to access gewogen-loting-gewogen.pdf
Gegevens over examencijfers, gekozen studie, en rendement cohorten 1961 en 1962
waarover Klein waarschijnlijk kon beschikken, met dank aan het CBS voor de URLs:
https://historisch.cbs.nl/detail.php?id=394806168… en
https://historisch.cbs.nl/detail.php?id=394806177…
Voor generaties 1948-50 vindt het CBS hopelijk ook nog online het rapport.
Statistiek van het hoger onderwijs. Studie-rendement van de kandidaatsstudie van enige na-oorlogse generaties (1948-1950). Centraal Bureau voor de Statistiek. Uitgeversmaatschappij De Haan, Zeist, 1958.
Waanzinnig interessant voor idioten zoals ik. Ik heb het rapport van 41 blz. Gelukkig, Henk, van het CBS, heeft voor mij deze scan van statistiek van het rapport gevonden: https://historisch.cbs.nl/detail.php?id=394884162
Die oude statistieken zijn verdomde relevant voor het evalueren van de toelating via gewogen loting tot bijvoorbeeld geneeskunde. Als er een grote verschuiving is opgetreden, zou dat wel eens door de gewogen loting veroorzaakt kunnen zijn. Zijn er grote verschuivingen? Ja,
In de 60er jaren gingen jongens en meisjes met hoge eindexamencijfers natuurkunde studeren, bepaald niet geneeskunde. Wat doet het met geneeskundige zorg in Nederland, wat kost het ons aan onbenut technisch vernuft, nu die slimme rakkers gelokt worden door geneeskunde? In mijn literatuurbestand over alles wat met loten en NF te maken heeft, zijn daar wel enkele publicaties van economen over te vinden: