Cijfers, cijfers, cijfers, en zittenblijven

Er is een zeer uitgebreide onderzoekliteratuur over zittenblijven. Die is niet altijd even eenduidig.  Er is nogal wat kortzichtig onderzoek, en daar heb je dus niet zoveel aan.  Wim van den Broeck heeft onderzoek gedaan dat zou laten zien dat zittenblijven best nuttig is.  Ik ken het niet (zit achter betaalmuur of zoiets).  Ik heb op Twitter wel eens wat erover gewisseld, maar dat leidde niet tot een vruchtbare uitwisseling: ‘als dat waar is, dan is méér zittenblijven dus beter dan minder zittenblijven’.  Hij zal er wel gepikeerd over zijn.

Op mijn website vind je vrachtladingen literatuur over zittenblijven.  Dat gaat je dus niet direct helpen.

Je kunt maar het beste het probleem ten principale bekijken.  Maar ook daar zijn verschillende benaderingen voor mogelijk.

Bijvoorbeeld: een jaar laten overdoen is niet normaal, het is een noodmaatregel, die voor de betreffende leerling zowel als voor de samenleving kostbaar is (CPB (2015). Zittenblijven kost 500 miljoen euro per jaar).  Je zou dus kunnen denken dat de school tegengas moet geven wanneer ouders erom vragen.  Haha.  De werkelijkheid is meestal dat de school dwingt tot zittenblijven, of de ouders het er nu mee eens zijn of niet.  En de school draagt de kosten ervan niet: die zijn voor de ouders/leerling en voor belastingbetaler.  Een noodmaatregel: wiens nood, en wie gaat er dan over?  Daaruit volgt dan welke informatie van belang is, naast de informatie over de ‘nood’ die er al is (de leerling was een half jaar ziek, oid) (maar ook: het ging van meet af aan niet goed met de leerling, en de school heeft verzuimd tijdig in te grijpen)

Ken je Posthumus (De Gids, 1940, online op http://dbnl.nl): Posthumus laat zien dat zittenblijven vaste folklore is, zonder rationale.  Bijna 25% blijft zitten, of stroomt af, ieder jaar, wat er verder ook in de wereld mag gebeuren.  Hij had het over de HBS in de decennia voorafgaand aan 1940. Remedie: onmiddellijk stoppen met de gekkigheid.

Het probleem is natuurlijk te bekijken zoals een selectie-psycholoog dat zou doen.  Die probeert een en ander te operationaliseren, om het hanteerbaar te maken.  Dat heeft zijn risico’s, maar je moet ergens beginnen.  Belangrijker is: de selectiepsycholoog zal proberen validiteit van de beslisprocedure te bepalen, en daarvoor is experimenteel onderzoek nodig: vergelijkbare groepen leerlingen die ofwel doubleren, ofwel doorgaan.  Lastig onderzoek, er komt veel manipulatie bij kijken want leraren en leerlingen mogen zelf niet op de hoogte zijn. Ik ken er geen goede voorbeelden van, maar misschien zijn ze er.

Onderwijseconomen denken, aansluitend op de benadering van de selectiepsycholoog, dat ze een gezonde methodologische oplossing hebben door alleen te kijken naar leerlingen die met de hakken over de sloot zijn bevorderd, tegenover leerlingen die met een enkel puntje tekort zijn veroordeeld tot doubleren.  Dat lijkt verantwoord slim, maar ik weet dat eigenlijk niet.  Afijn, je moet ergens beginnen, dus dergelijk onderzoek is zeker een bijdrage tot verheldering van het probleem.

Zo gaat het ongeveer.  Het kost veel tijd, want je moet veel onderzoek bij elkaar halen, en kritisch bestuderen.  Weet waar je aan begint.

Er zijn vast veel meer manieren om naar het probleem te kijken. De manier van Klaas Doornbos bijvoorbeeld (geboortemaand en studiesucces, zijn proefschrift; en Opstaan tegen het zittenblijven, een nota die hij voor SVO schreef.  70er jaren.  Dat maakt voor de aard van de problematiek trouwens niet uit: zittenblijven is door de decennia heen gewoon hetzelfde probleem.

Wat mij intrigeert is de ideologie van de school, over verschillen tussen leerlingen, hoe rotsvast die verschillen zijn, over de betekenis van cijfers in veel te absolute zin.  Gevolg daarvan is dat leraren waarschijnlijk enorm het eigen oordeelsvermogen overschatten: als we Janje doorlaten gaat hij het zeker niet redden in het volgende schooljaar.  Maar Jantje mocht toch doorgaan en haalde in het volgende schooljaar behoorlijke resultaten.  Het zou dus helpen wanneer scholen er een database op na zouden houden met voorspellingen en uitkomsten.

Eerlijk beslissen

Stelling die mij is is voorgelegd: ‘We verzamelen onnodig veel cijfers met het idee dat dat de validiteit van een zwaarwegend oordeel ten goede komt.’ Met de vraag: Is dat te onderbouwen?

Hier spelen twee soorten overwegingen een rol:  het kan een streven naar meer eerlijkheid zijn, of een streven naar zo min mogelijk gedoe met protesterende leerlingen/ouders.  Dat zijn twee verschillende zaken.  Maar houd scherp in het oog dat heel dat zittenblijven controversieel is, en dat Nederland op dit punt extreem is.

Voor de eerlijkheid lijkt het alsof méér cijfers verzamelen de beslissingen eerlijker maakt.  De nauwelijks verborgen vooronderstelling is hier dat de behaalde cijfers beslissen of Jantje overgaan of niet.  Maar dat is een fictie.  Een typische schoolfictie.  De lerarenvergadering beslist, en moet daarbij alle relevante gegevens gebruiken.  Dat is de wet (Zie Noorlander). Of Jantje een tijd ziek is geweest bijvoorbeeld.  Of Jantje het afgelopen jaar wel gemotiveerd was om te leren.   Het mag dus niet zo zijn dat alleen de cijfers beslissen (en vaak zijn overgangsregelingen louter op de cijfers gebaseerd). Louter op basis van de cijfers beslissen is een blind algoritme, zeg maar.  En blinde algoritmen mogen geen levensbepalende beslissingen nemen.  Volgens deze redenering is het flauwekul dat meer cijfers een eerlijker beslissing opleveren dan minder cijfers.  Maar goed, dat beeld kan toch bestaan; neem dat nu eens aan, en kies dan tussen twee alternatieven: meer cijfers verzamelen, dus meer toetsen, versus juist genoeg cijfers verzamelen zodat er veel tijd voor onderwijs blijft.  De keuze moet dan vallen op meer onderwijstijd.  Want daaraan afdoen, betekent dat leerlingen tekort wordt gedaan, en dat is het laatste dat je wilt in het publieke onderwijs.

De tweede soort overweging is: vermijden van discussie over de resultaten/oordelen/cijfers.  Dat kan dus ook over overgangsbelsissingen gaan.  Vandaar al die overgangsregelingen die heel nauwkeurig specificeren welke cijfercombinaties nog juist een overgang geven, of juist niet.  Op toetsniveau: liever meerkeuze dan open vragen; bij open vragen antwoordmodellen als beslissend hanteren (het CvTE is er gek op, en dreigt met hel en verdoemenis wanneer jij als leraar je er niet aan houdt).   Dit is allemaal misleiding van leerlingen en hun ouders.  Als leerlingen of ouders protesteren, en de school of de leraar verschuilt zich achter de ‘objectieve’ regels/modellen/whatever, dan is er in mijn bescheiden mening sprake van oplichting.

Opstellen of tentamens met open vragen door meer dan één docent na laten kijken is een soort tussencategorie: dit zal vaak uit een gevoel van rechtvaardigheid gebeuren.  Maar het kost heel, heel veel extra tijd.  En dat is tijd die alternatief veel beter aan instructie besteed had kunnen worden.  Steel dan geen tijd van studenten.  Aan de andere kant: dan zijn er twee nakijkers die tot een cijfer komen, en als die cijfers verschillen, wat doe je daar dan mee?  Middelen?   Maar dat is onzin hè!  Iedere nakijker is expert.  De student heeft recht op méér dan het gemiddelde: het hoogste oordeel.  Pas wanneer er echt een jury is met meerdere leden, is het redelijk om de extreme oordelen buiten beschouwing te laten.  Hofstee heeft over jury-oordelen geschreven.

Wim van den Broeck (2014). Zittenblijven in vraag gesteld: een genuanceerde en kritische analyse Itinera Institute. https://www.itinera.team/sites/default/files/rapport_zittenblijven.pdf Zie ook de reactie van Bieke de Fraine http://nieuwsbriefleren.be/sticordi/20131111%20DE%20FRAINE%20-%20Zittenblijven%20in%20vraag%20gesteld%20-%20Reactie%20op%20Wim%20Van%20den%20Broeck.pdf

[Wim van den Broeck] (2020). Nieuw onderzoek leert dat leerling baat kan hebben bij zittenblijven. DeMorgen https://www.demorgen.be/nieuws/nieuw-onderzoek-leert-dat-leerling-baat-kan-hebben-bij-zittenblijven~b3bc65dc/?referrer=https%3A%2F%2Fduckduckgo.com%2F

CPB (2015). Zittenblijven kost 500 miljoen euro per jaar. https://www.cpb.nl/publicatie/zittenblijven-in-het-primair-en-voortgezet-onderwijs-een-inventarisatie-van-de-voor-en-nadelen

K. Doornbos (1969). Opstaan tegen het zittenblijven. Stichting voor Onderzoek van het Onderwijs (SVO) / Staatsuitgeverij. Zie ook: Wim Meijnen (2013).  ‘Opstaan tegen zittenblijven: Om moe van te worden’   Pedagogische  Studiën  (90) 89-96   https://pedagogischestudien.nl/download?type=document&identifier=617289

Klaas Doornbos (1971). Geboortemaand en schoolsucces. Proefschrift. Wolters-Noordhoff.

W. K. B. Hofstee (1999). Principes van beoordeling. Methodiek en ethiek van selectie, examinering, en evaluatie. Swets & Zeitlinger 

C. W. Noorlander (2005). Recht doen aan leerlingen en ouders. De rechtspositie van leerlingen en ouders in het primair en het voortgezet onderwijs. Proefschrift Vrije Universiteit – handelseditie: Wolf Legal Publishers. 

K. Posthumus (1940). Middelbaar onderwijs en schifting. http://www.dbnl.org/tekst/_gid001194001_01/_gid001194001_01_0040.php p. 26: “TABEL I. De vorderingen van de leerlingen der gymnasia, der hogere burgerscholen met vijfjarigen leergang A en B en der overeenkomstige afdelingen van de lycea.”

        Aantal    Bevorderd Afgewezen % Bev. % Afgew.

1930     31422     24016     7406     76,4     23,6

1931     32371     24936     7435     77,0     23,0

1932     33531     25639     7892     76,5     23,5

1933     35848     26886     8962     75,0     25,0

1934     38158     28874     9284     75,7     24,3

1935     39585     29897     9688     75,5     24,5

1936     41135     31358     9777     76,2     23,8      

data uit publicaties van of verstrekt door het CBS

Advertisement

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s