Na tal van omtrekkende bewegingen, nodig om mij een theoretisch kader te scheppen waar Sandel dat zelf heeft nagelaten, is het tijd om terug te keren naar het boek zelf. Geef mij even de tijd om het boek voor een derde keer snel door te nemen. Dan wordt dit een nieuwe draad.
Zoals dat gaat met draadjes: ze groeien al lezende en denkende aan. Ik stuit op p. 122 (Engelse editie) op een belangrijke uitspraak van Sandel:
“The meritocratic ideal is not a remedy for inequality; it is a justification of inequality.”
Ik ben het met dat laatste hartgrondig eens. Ik zal er nog op terugkomen bij het begrip ‘gelijke kansen’ (is dat komen overwaaien uit de VS?), want dat is evident een politieke rechtvaardiging voor een overigens sterk ongelijke samenleving. ‘Gelijke kansen bij gelijke capaciteiten’ is nog erger, maar dat wist u al?
Maar mijn punt is: met deze stelling over wat het meritocratisch ideaal zou zijn zit Sandel wel op een ander spoor dan Amartya Sen.
Immers, bij Sen draagt een verdienstelijke daad bij aan het algemeen belang (‘the common good’ in de Engelse titel van het boek). De beloning ervoor is in harmonie met het algemeen belang, met wat wij in onze samenleving een eerlijke verdeling vinden van de algemene middelen, de ‘commons’. Een andere manier van belonen, zoals ‘winner takes all’, is in conflict met de verdienstelijkheid van de daad.
Voor het idee van een ‘ideale’ meritocratie volg ik Amartya Sen. Sandel presenteert hier als ‘ideaal’ een banale opvatting die voorbij gaat aan opvattingen over eerlijke verdeling van lasten en lusten in de samenleving—die overigens ook banaal kunnen zijn, zoals in de VS. In het voorgaande hoofdstuk is Sandel overigens wel uitvoerig ingegaan op theorieën van Hayek (econoom) en Rawls (filosoof) over de ‘goede samenleving’ en hoe daaraan bij te dragen.
Even een uitstapje naar meritocratie in China: Cynthia J. Brokaw 1991 ‘The ledgers of merit and demerit’ https://press.princeton.edu/books/hardcover/9780691637181/the-ledgers-of-merit-and-demerit. Dit heeft uiteraard ook te maken met de Chinese examenhel https://yalebooks.yale.edu/book/9780300026399/chinas-examination-hell/
Meritocratie tegenover aristocratie plaatsen is trouwens ook niet bepaald subtiel. In de wereld van de aristocratie speelde rang en verdienste altijd al een grote rol. Zie bijvoorbeeld Jay M. Smith (1996). The culture of merit. Nobility, royal service, and the making of absolute monarchy in France, 1600-1789. https://www.press.umich.edu/9817, open access: https://babel.hathitrust.org/cgi/pt?id=mdp.39015038129261.
En wat vinden we van Aristoteles: “Aristotle talked about ‘natural’ rulers and ‘natural’ slaves: some people were designed to rule, some to obey, and that was just the way things were.” [Wooldridge, p. 28, in The aristocracy of talent. How meritocracy made the modern world]
Het idee van de door God gewilde standensamenleving vinden we in Europa begin 19e eeuw wijd verspreid. Jefferson, geciteerd in Sandel p) 160: Nature had not vested talent exclusively in the wealthy but had “scattered [it] with equal hand” among all ranks of society. (..) “Twenty of the best geniuses will be raked from the rubbish annually and be instructed, at the public expense.”
Jefferson beschikte niet over de term ‘meritocratie’, maar had het volgens Sandel over ‘natuurlijke aristocratie’ van talent en deugd.
Sandel ziet hier al de 2 problemen van een tirannieke meritocratie: het legitimeert ongelijkheid, en denigreert de verliezers (‘the rubbish’).
Ik neem nu hoofdstuk 6 ‘The sorting machine’ door. Heerlijk. In tegenstelling tot de stof in eerdere hoofdstukken, hoef ik me hier bepaald niet doorheen te worstelen: ik ben er door-en-door mee vertrouwd. Zie bijvoorbeeld een artikel dat ik mocht schrijven voor Van12tot18: https://www.van12tot18.nl/op-weg-naar-eerlijk-onderwijs. In English, a twin-blog: ‘Fair schooling — take-off’ https://benwilbrink.wordpress.com/2018/08/23/fair-schooling-take-off/.
Het hoofdstuk ‘The sorting machine’ gaat over Amerikaans hoger onderwijs, en dan vooral de selectie voor top-instellingen als Harvard, Yale, Princeton, M.I.T.
Tegenstanders van onze eigen gewogen loting voor geneeskunde wijzen graag naar de VS waar het wel lukt om uitbundig te selecteren https://www.nrc.nl/nieuws/1995/03/30/wat-elders-kan-kan-hier-ook-7262099-a195990 [betaalmuur], maar dat onderwijsstelsel zit echt anders in elkaar dan het onze. En wat de doorsnee hoogleraar evemin beseft, is dat Nederlandse testpsychologen uitstekende relaties hebben met de testpsychologen van bijvoorbeeld Educational Testing Service, waar de Scholastic Aptitude Test https://en.wikipedia.org/wiki/SAT wordt geproduceerd.
De tirannie van verdienste zoals Sandel die beschrijft bij de toelating tot het Amerikaanse hoger onderwijs, moeten we in Nederland zoeken bij de toelating van 12-jarigen tot het voortgezet onderwijs. Jawel, de eindtoets, het schaduwonderwijs, de strijd om op het categorale gymnasium te komen.
Waar in de VS voor 18-jarigen de SAT en ACT de tirannieke instrumenten zijn, zijn dat in ons land vooral het advies en de eindtoets voor 12-jarigen, zie https://benwilbrink.wordpress.com/2022/03/30/gestandaardiseerde-toetsen-verminderen-zij-ongelijkheid/
En jawel, in sommige regio’s zoals Amsterdam is het ook dringen voor populaire scholen (meest categorale gymnasia). Beschamende wachtrijen voor inschrijving zijn vervangen door loting voor scholen van opgegeven voorkeur. Zie http://benwilbrink.nl/projecten/loten_scholen.htm (niet actueel bijgewerkt).
De systematiek van het Nederlandse onderwijsstelsel is dus dat examens toelaatbaarheid geven tot vervolgonderwijs. Iedere aantasting daarvan, zoals selectie voor numerus fixusstudies, brengt stress voor kandidaten mee, en is vooral ook een aantasting van dat stelsel zelf.
De verschillen tussen het Amerikaanse en het Nederlandse onderwijs zijn fundamenteel, maar voor de leerlingen maakt het niet zo gek veel uit: in beide stelsel is er sprake van voortdurende selectie/tirannie, vanaf Kindergarten / groep 1; vanaf klas 1 / groep 3. De VS is alleen extremer, zeker voor de elite-kinderen waar het bij Sandel vooral over gaat.
Het gaat in meritocratisch opzicht fout bij de eindtoets, zie het uitvoerige proefschrift van Karen Heij 2021 Van de kat en de bel. Tellen en vertellen met de eindtoets basisonderwijs https://karenheij.bijzonderboeken.nl. In grote lijnen geldt dan natuurlijk hetzelfde voor het advies van de school. Beide vormen het topje van de tirannie van het selectieve onderwijs in Nederland.
Het is geen geheim dat ik van mening ben (zie mijn 1997 ‘Assessment’) dat de ‘core business’ van het onderwijs sinds eeuwen onveranderd is: leerlingen rangordenen. Zelfbenoemde toetsdeskundigen zijn volop meegegaan in dat ‘frame’: toetsen zouden de verschillen tussen leerlingen moeten laten zien.
En dat is een sterke aanjager van de ‘tirannie van verdienste’. De individuele leerling kan die wedstrijd winnen, maar ‘de leerlingen’ als categorie kunnen dat niet: als prestaties over de hele linie verbeteren, worden de normen aangepast. ‘Grading on the curve’ heet dat wel.
Zo heeft het Cito jaren geleden de normen voor zijn leerlingvolgsysteem LVS moeten aanpassen (‘updaten’), tot grote schrik van ouders. https://wij-leren.nl/cito-normering.php. Tja, leraren weten steeds beter hoe hun leerlingen op die toetsen voor te bereiden.
Het fenomeen is bepaald niet beperkt tot leerlingvolgsystemen: het doet zich voor bij vrijwel alle beoordelen in het onderwijs. James Coleman (ja díe, van ‘Equality of Educational Opportunity’) ontwikkelde een methodologie om het empirisch te bestuderen, zie http://benwilbrink.nl/publicaties/92ColemanApplicationECER.htm waar de methode is toegepast op een dataset met gegevens over tentamenresultaten, verwachtingen, en tijdbesteding. Dit onderzoek gaat over studenten (UvA, 80er jaren). Als zij over de hele breedte beter presteren, passen docenten hun cijfers aan. Het omgekeerde kan natuurlijk ook; interessant, denk dat eens door. Kijk, zegt Coleman: het is een voortdurende onderhandeling tussen die partijen.
Je kunt ook zeggen: studenten en docenten hebben elkaar, als partijen, in een houdgreep. Niemand kan zich eraan ontworstelen, tenzij door dit traditionele belonen van prestaties te doorbreken. En dat kan dus, zoals Benjamin Bloom in het 2-sigma experiment heeft laten zien: https://benwilbrink.wordpress.com/2018/09/28/benjamin-s-bloom-human-characteristics-and-school-learning/ Michaela School is ook een voorbeeld? Ja toch? [Katharine Birbalsingh (Ed.) The power of culture. https://www.athenaeum.nl/boek/?authortitle=birbalsingh-katharine/michaela-the-power-of-culture–9781912906215.]
Sandel verwijst naar de bekende literatuur over testen en over ongelijkheid in de VS. Maar hij zag deze over het hoofd: Rebecca Zwick 2017 ‘Who Gets In? Strategies for Fair and Effective College Admissions’ http://www.hup.harvard.edu/catalog.php?isbn=9780674971912 Interview met Zwick: https://www.ets.org/research/policy_research_reports/focus_on_rd/issue8
Zwick besteedt in hoofdstuk 7 ‘Casting lots for college’ ook aandacht aan de gewogen loting in Nederland, maar is daarover niet goed ingelicht. Zie deze draad, die ik ook aan Rebecca Zwick heb gestuurd, en waarvoor zij mij heeft bedankt: https://twitter.com/benwilbrink/status/946490297948753920
Sandel schrijft uitgebreid over loten, ik kom erop terug.
Sandel wijst op een bijzonder boek: Lauren A. Rivera 2015 ‘Pedigree. How elite students get elite jobs’ https://press.princeton.edu/books/paperback/9780691169279/pedigree. Zij heeft op Joris Luyendijk-achtige wijze ‘inside’ informatie gekregen over die selectieprocessen, die mijn somberste verwachtingen qua ‘tirannie’ overtreffen.
Voor de kinderen van de elite is de wereld ingrijpend veranderd. Ooit was afkomst voldoende, gingen alle deuren voor je open. In de 19e eeuw moest je echt wat kennen en kunnen; dat vond de elite geen punt, hun kinderen zouden de competitie met twee vingers in de neus winnen. De wereld bleef echter veranderen: onderwijsdeelname groeide en groeide. Elitekinderen konden echt wel worden weggespeeld door ‘new kids on the block’. Voor elitekinderen dreigde neerwaartse mobiliteit, terwijl kinderen van het soepie in de opwaartse lift zaten.
Ik schreef met Jaap Dronkers een studie over die groeiende deelname aan hoger onderwijs, in opdracht van de ARO (AdviesRaad Onderwijs en OCW: http://benwilbrink.nl/publicaties/93DilemmasOCenW.htm. We voorspelden dat die groei nog zou doorzetten. Weinig konden we vermoeden hoe spectaculair die groei uitpakte.
Ook in de VS groeide deelname ‘sky high’. Publieke universiteiten aan de Westkust gingen ook selecteren aan de poort, en behoren nu tot de meest selectieve van de VS. Door het eigenaardige onderwijsstelsel van de VS, dat geen stelsel is maar een zooitje ongeregeld privaat, was het onvermijdelijke gevolg dat iedereen bij wijze van spreken naar dezelfde universiteiten met hoge status wilden, en daar zijn er maar een paar van. Vandaar de krankzinnige situatie van bijv. Harvard en MIT die maar 4% van de kandidaten toelaten. En dat terwijl 30% van de Amerikaanse instellingen met 4-jarig ‘college’ vrij toegankelijk zijn. Vanuit het perspectief van de tirannie van verdienste heeft de VS iets fout gedaan of nagelaten wat in Nederland met zijn gelijkgeschakeld hoger onderwijs ‘vanzelf’ beter ging.
Ik heb wel eens gehoord dat onderwijsminister Ronald Plasterk bij een bezoek aan zijn Amerikaanse collega te horen kreeg dat deze stinkend jaloers was op de Nederlandse situatie waar examens toelaatbaarheid geven, en enkele numerus fixusstudies een gewogen loting in plaats van een krankzinnige competitie om schaarse plekken. #anecdote
Wanneer iedereen doctorandus wordt, moeten elitekinderen zich echt van de doctorandussen gaan onderscheiden, nietwaar? En zich gaan uitsloven met allerlei extra’s. ‘University colleges’. Niet in Leiden studeren, maar in Oxford of aan M.I.T. Promoveren aan Harvard. Dat is ook tirannie van de verdienste, voor die elitekinderen zelf, en voor de de overigen die straks te lijden hebben onder de arrogantie van de elite.
Jaap Dronkers had als socioloog speciale belangstelling voor de positie van elitekinderen in de wereld. Dat komt ook terug in onze studie van 1993 over dilemma’s van de groei. De thematiek is waarschijnlijk van alle tijden. Er is een groot project geweest over ‘varkenscycli’ op de markt voor academici, waar Hartmut Titze uitvoerig verslag van heeft gedaan: (1990). ‘Der Akademiker-Zyklus. Historische Untersuchungen über die Wiederkehr von überfüllung und Mangel in akademischen Karrieren’ https://tinyurl.com/4karb35y Het boek is zeldzaam, maar zie een artikel uit 1999: https://www.pedocs.de/volltexte/2012/5941/pdf/ZfPaed_1999_1_Titze_Wie_waechst_Bildungssystem.pdf.
Super-selectie gaat samen met super-collegegelden. Financiële tirannie zeg maar. Een grondige studie, die anno 2022 alleen maar relevanter zal zijn: Charles T. Clotfelter 1996 ‘Buying the best. Cost escalation in elite higher education’ https://press.princeton.edu/books/paperback/9780691601366/buying-the-best Dollartirannie.
Voor opwaartse mobiliteit is ruimte nodig aan de top. Maar die is steeds schaarser—de tirannie wordt ernstiger. De Engelse situatie is beschreven door Erszébet Bukodi en John H. Goldthorpe in hun 2019 ‘Social Mobility and Education in Britain’ https://www.cambridge.org/core/books/social-mobility-in-britain/627D360586EB5560997D2ACF78961D76 Daaruit de Conclusions: sci-hub.se/10.1017/9781108567404.012.
Wie geboeid is geraakt door de krankzinnigheid van toelating tot Amerikaanse elite-universiteiten, zie het ook door Sandel genoemde boek: Jerome Karabel 2005) ‘The chosen. The hidden history of admission and exclusion at Harvard, Yale, and Princeton’ http://www.houghtonmifflinbooks.com. In The Washington Post http://www.washingtonpost.com/wp-dyn/content/discussion/2005/10/31/DI2005103100369_pf.html een discussie met Karabel. Het boek is ook digitaal te leen bij https://archive.org/details/chosen00jero_0 De crux geeft Karabel in de laatste bladzijden 555-7 ‘The dark side of meritocracy’. Eigenlijk het betoog van Michael Sandel in een notendop.
Is al die selectie-gekkigheid uniek voor toelating tot elite-universiteiten? Nee hoor. Er is altijd al kwaadwillig of naïef gebruik gemaakt van tests. Aanrader: F. Allan Hanson 1993 ‘Testing testing. Social consequences of the examined life’ Over heksenproeven leugendetectors, en ander test-ongerief. open access http://publishing.cdlib.org/ucpressebooks/view?docId=ft4m3nb2h2;brand=ucpress.
Nu dan een bruggetje van examineren naar loten, het tweede grote onderwerp in dit hoofdstuk 6 van Sandel.
Wat mensen en politici (geintje) zich niet altijd realiseren: een test of examen is geen meting maar een steekproef. En de uitslag van een steekproef van iets zo complex als iemands verdienste/merit kan wild fluctueren. Hoe wild: daar geeft een binomiaalverdeling een goede indruk van: wie de stof voor 60% beheerst, krijgt een resultaat dat op een willekeurig punt onder de binomiaalverdeling (.6, n) ligt, n= aantal vragen https://www.wolframalpha.com/input?i=binomial+distribution+100+0.6 [klik op de URL om de volledige afbeelding op te halen, en om de kansverdeling voor andere situaties te genereren]

Voor echt grote aantallen vragen is de normaalverdeling of Gauss-verdeling een goede benadering voor de binomiaalverdeling. De benaming ‘normaalverdeling’ leidt tot tal van misverstanden, er is niets in deze verdeling dat normatief is of noodzakelijk is. Afijn, ander verhaal.
Het gaat mij niet om de technische details (zie daarvoor mijn SPA-project, in het Engels: http://benwilbrink.nl/projecten/spa_project.htm), maar om de spreiding van de scores.
Laat ik een aansprekend voorbeeld geven. Stel dat een examen van 20 vragen de toelating tot de Civil Service bepaalt, waarvoor een score van tenminste 12 (60%) nodig is. Voor een kandidaat die 60% van de examenstof beheerst, is de kans op succes dan 50%. Een lotingskans, eigenlijk !!! Hier is echt niets geheimzinnigs aan, er is geen nieuws onder de zon. Grondlegger van de wiskundige statistiek Francis Y. Edgeworth heeft het in 1888 al eens glashelder uitgelegd, aan de hand van examens voor de Engelse Civil Service, zie voor een citaat: http://www.benwilbrink.nl/projecten/loten_nf.htm#Edgeworth.
Oké, we zijn het bruggetje over.
Sandel draagt loten voor als mogelijkheid om de enorme druk op kandidaten voor scherp selecterende instellingen (Harvard, Yale, Princeton etc) wat weg te nemen, en vooral om zo aan betrokkenen duidelijk te maken dat toelating niet puur ‘eigen verdienste’ is. Dat lijkt me prima. Toch?
In deze extreme gevallen, die echt niet representatief zijn voor toelating tot hoger onderwijs in de VS, wordt zo’n 4% van de gegadigden toegelaten. Het is geen gekke gedachte dat al deze toegelatenen zich ongeveer op de aftestgrens bevinden, evenals vele afgewezenen. Dat is al loting!
Adriaan de Groot worstelde ook met het probleem dat de ene kandidaat op het randje slaagt voor bijvoorbeeld het eindexamen, terwijl een andere kandidaat met een half puntje te weinig een heel jaar moet overdoen, terwijl het evident is dat er geen verschil in prestatie is.
Beslissen over slagen of zakken is op en dichtbij de aftestgrens niet valide, en dat terwijl validiteit kwaliteitseis #1 is voor zwaarwegende beslissingen. De Groot had geen oplossing voor de paradox. Maar Edgeworth ging hem al voor, en loste het probeem op: erken openlijk dat het in feite een loterij is.
Toch had De Groot die analyse in 1970 al wel gemaakt: toetsen hebben een relatief grote toevalsfactor, daarom is het de dure plicht van docenten ervoor te zorgen dat leerlingen het risico kunnen dragen. Zij moeten zich doeltreffend kunnen voorbereiden. http://benwilbrink.nl/publicaties/70degroot.htm.
Bij loten voor de toelating tot Harvard enzovoort zal de enorme druk op elitekinderen dus blijven bestaan: zij moeten nog steeds vechten om te gaan behoren tot de groep die mee gaat voor de loting. Zij zullen dus ook ‘eigen verdienste’ blijven claimen, ondanks hun evidente ‘luck of the draw’.
Terug dan naar eigen land, naar de gewogen loting voor numerus fixusstudies zoals die in een geweldig onderwijsexperiment bijna een halve eeuw heeft bestaan. Tot Jet Bussemaker om mij onbekende maar ongetwijfeld super-obscure redenen iedere vorm van loting bij wet liet verbieden.
Godzijdank is de Tweede Kamer op deze schreden teruggekeerd. https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/detail?id=2020Z02571&did=2020D05383
Godzijdank: want loten is bij uitstek eerlijk in specifieke (dus niet in alle) situaties waarin schaarste verdeeld moet worden. Gewogen loting was in 1975 tenslotte ook kamerbreed aangenomen. Wist u dat nog?
Deze loting is door niet de minsten publiekelijk belachelijk gemaakt. Een heel mooie vind ik wel deze door Vincent Icke, die niet eerst tot 10 had geteld voordat hij dit noteerde voor een groot publiek. Ook omdat de thematiek van de tirannie van verdienste er mooi in terugkomt.
Vincent Icke (5 februari 2000). ‘Amerikaanse toestanden’ NRC Handelsblad. [niet online te vinden; ik heb het knipsel] “De lakmoesproef voor het onoverbrugbare verschil tussen de VS en Nederland is het loten voor academische opleidingen. Als ik aan gene zijde om een sappig verhaal verlegen zit, vertel ik wat er hier gebeurde met een meisje dat voornamelijk tienen haalde op haar vwo-examen en medicijnen wilde gaan studeren. Hilariteit en ongeloof als ik het vertel: loten! Dat is een afkorting voor malloten, een verwijzing naar de politici die vinden dat sufferds evenveel waard zijn als bollebozen.”
Wat Icke even over het hoofd zag: om mee te mogen loten moet je wel het passende eindexamen gehaald hebben. Dat is zoals het in Nederland wettelijk is geregeld: je bent dan toelaatbaar tot het hoger onderwijs. Die toelaatbaarheid is niet geclausuleerd, tenzij voor de gekozen studie wettelijk selectie-aan-de-poort is toegestaan. En dat laatste is sinds de Wet van Jet ook voor numerus fixusstudies het geval.
Mijn eigen positie hierin is gelijk aan die van destijds (1974) CRWO: (ongewogen) loten. Zie http://benwilbrink.nl/publicaties/74HetLotCRWO_OvO.htm. [CRWO: de gezamenlijke universitaire centra voor onderzoek van het wetenschappelijk onderwijs]
Er zijn tal van argumenten voor te bedenken, en die komen in het maatschappelijk debat van de 60er jaren tot 1997 ook voor, zoals ik heb mogen samenvatten voor de Commissie-Drenth in 1997 http://benwilbrink.nl/publicaties/97OpsommingDrenth.htm.
Mijn principiële argument voor loten is dat de systematiek van ons onderwijsstelsel gelijke rechten op toelating tot hoger onderwijs geeft aan examen-geslaagden. Een numerus fixus voor geneeskunde is een flagrante inbreuk op dat recht, daar was destijds dus een machtigingswet voor nodig om het voor geneeskunde anders te mogen regelen. Ik zag en zie geen enkele reden waarom het blote (politieke) feit van een numerus fixus ertoe zou moeten leiden dat toelatingskansen ongelijk over gegadigden verdeeld moeten worden.
Subsidiair komt daar nog bij dat selecteren op eindexamencijfers of een extra selectietoets voor de betreffende opleiding nauwelijks extra ‘rendement’ oplevert — als dat al een valide argument zou kunnen zijn, wat het voor publiek onderwijs niet is.
De genoemde argumenten zijn nu niet bepaald technische argumenten van de examen-expert. Iedere betrokkene kan dat toch ook zelf wel bedenken. Niet iedereen is een Vincent Icke, zeg maar.
De Tweede Kamer moest in 1975 beslissen over de methode van getalsbeperking voor numerus fixusstudies, maar was scherp verdeeld: ‘links’ wilde loten (staatssecretaris Ger Klein had daar het wetsvoorstel voor ingediend), ‘rechts’ wilde selecteren op eindexamencijfers. De patstelling werd doorbroken door het amendement-Vermaat voor een gewogen loting. Een uniek compromis!
Iedere maatregel voor de toegankelijkheid van onderwijs zal belangrijke effecten hebben. De kunst voor zowel politici als selectie-experts is ervoor te zorgen dat de effecten per saldo positief zijn. Alles meegerekend. Daar valt ook veel over op te merken, een andere keer dan.
Wat ik nog graag kwijt wil: wat is de taak van de selectie-expert bij vraagstukken over toegankelijkheid van onderwijs? Is dat om uit te leggen hoeveel extra rendement met een selectieve toets valt te behalen? Meerdere proefschriften met een dergelijk tunnelvisie zijn recent verdedigd.
Of moet de expert beginnen heel de situatie in kaart te brengen, om veilig te stellen dat het expert-advies geen onvoorziene brokken gaat maken? Natuurlijk moet dat. Iemand die zich laat voorstaan op selectie-technische expertise gaat toch geen maatregelen voorstellen die in strijd zijn met de wet, in strijd met het recht? Nou ja.
Hoe het Nederlandse onderwijsstelsel juridisch in elkaar steekt, en hoe het in feite (on)eerlijk functioneert, dat doet ertoe.
O ja, Vincent Icke zag over het hoofd dat loten juist rationeel kan zijn. Zoals in situaties waarin men probeert marginale verschillen tegen hoge kosten ‘betekenisvol’ te maken, door eindeloos te blijven delibereren en onderzoeken, of testen.Zie Neil Duxbury (1999). Random justice : on lotteries and legal decision-making https://tinyurl.com/2p8ddr5t.