Voor een goed begrip van Sandel’s ‘The tyranny of the meritocracy’ is het nuttig een diepte-investering te doen in bv. De Beer v Pinxteren red. ‘Meritocratie: Op weg naar een nieuwe klassensamenleving?’ Nederlands, helaas. Maar wel open access https://library.oapen.org/handle/20.500.12657/32684
Aantekeningen. Allereerst bij de opening van Paul de Beer. De redacteuren hebben ervoor gekozen om aan te sluiten bij de dystopie van Michael Young (1958), en van meritocratisering te spreken als het belang van IQ toeneemt ten opzichte van. andere factoren voor maatschappelijk succes.
Dat is een riskante keuze. Het lokt tal van misverstanden uit over intelligentie als een vaststaand kenmerk van individuen waarin zij kunnen verschillen van anderen. En dat gaat dus ook onmiddellijk mis, op blz. 11-12. De Beer waarschuwt dat (verschillen in) IQ niet volledig erfelijk zijn, maar iets van tussen de 50 en 80% (variantie). Research op basis van technieken die met het menselijk genoom werken, komt evenwel iets anders uit: beneden de 5%. (zie bv. publicaties/twitter van Erik Turkheimer). Vergeet idiote claims van Plomin (‘Blueprint’).
Bovenaan blz. 12 realiseert De Beer zich kennelijk niet dat erfelijkheid van IQ iets anders is dan erven van je ouders. Erfelijkheid van IQ is GEGEVEN de genen die van pa en ma zijn gekregen: gegeven het ‘random’ proces van meiose dat genen opnieuw combineert: https://nl.wikipedia.org/wiki/Meiose_(voortplanting). Wie zelf twee of meer kinderen op de wereld heeft gezet, weet dat: ze verschillen toch wel sterk van elkaar.
De onderzoekliteratuur over erfelijkheid van verschillen in intelligentie gaat over de genen van de kinderen, niet over die van de ouders.
Paige Harden geeft op p. 118 de verdeling van lichaamslengte in de bevolking, en die van kinderen binnen gezinnen—die is bijna even breed! Kathryn Paige Harden (2021). The Genetic Lottery: Why DNA Matters for Social Equality https://press.princeton.edu/books/hardcover/9780691190808/the-genetic-lottery.
Oké, bij lichaamslengte is ook nog wat omgeving/’nurture’ inbegrepen.
Het punt: genetische erfelijkheid (h^2) van verschillen in IQ is nihil, zeker waar het gaat om mobiliteit tussen maatschappelijke klassen. Dat sociologisch onderzoek vaak voorbij gaat aan h^2 van IQ: no problem.
Waarom is dit van belang? Die hoge erfelijkheid zoals in ondertussen verouderd gedragsgenetisch onderzoek geclaimd (h^2: 50-80%) doet niets om ons van de ‘folk psychology’ van aangeboren ‘intelligentie’ of ‘talent’ (hèt excuus voor slechte onderwijsresultaten), af te helpen.
Met het vertrekpunt in een IQ dat deels genetisch bepaald zou zijn, graaft de redactie valkuilen voor zichzelf. Zie bv. onderstaand citaat.
244 Paul de Beer en Jan Van ZiJl
“Hoe vaak hoor je niet van ouders dat hun zoon of dochter slechte cijfers haalt op school doordat het kind te lui of te gemakzuchtig is? Aanzienlijk vaker dan dat ouders erkennen dat hun kind gewoon niet slim genoeg is voor, bijvoorbeeld, de havo. Voor veel ouders is de havo tegenwoordig de scherprechter tussen de kans op maatschappelijk succes en op maatschap-pelijk falen. Blijkbaar is het voor ouders gemakkelijker de oorzaak van minder presteren van hun kinderen in gebrek aan inzet en doorzettings-vermogen te zoeken dan te erkennen dat het er qua intelligentie bij hun kind gewoon niet in zit.“
Terwijl toch al in de 60er jaren oa Van Calcar ervoor pleitte om het niet meer over schoolzwakke kinderen, maar kindzwakke scholen te hebben.
Wat ik wel kwalijk vind is dat de redactie kritiekloos achter modieuze BS zoals ‘niet-cognitieve vaardigheden’ en pseudo-psycholoog Paul Touch aan hobbelt. (p. 246). Terwijl in dit boek een kritische blik op het permanent selecterende onderwijs volkomen lijkt te ontbreken.
Het boek is oppervlakkig waar het gaat over verschillen tussen leerlingen. Ook enig besef van de mechanismen waardoor het onderwijs die verschillen juist vergroot lijkt afwezig. Dat zijn toch wel gebreken in een boek over meritocratie, hoor. Geen van de auteurs is psycholoog.
In plaats van dat ongelijke kansen creërende onderwijs kritisch op de korrel te nemen, doen redacteuren de aanbeveling kinderen die ouderlijke ondersteuning missen huiswerkklassen, bijlessen, typecursussen te geven. Nou zeg. Dat is wel schrikken. (p. 245).
Die kinderen moeten ook maar mee gaan doen in de tirannnieke meritocratische ratrace? In plaats van ze goed onderwijs te geven (zonder die permanente vernedering)?
Het wordt tijd om eens wat preciezer naar dat begrip ‘verdienste’ (‘merit’) te gaan kijken.
Ik ga verder met Kenneth Arrow, Samual Bowles & Steven Durlauf (2000). ‘Meritocracy and Economic Inequality’ https://press.princeton.edu/books/paperback/9780691004686/meritocracy-and-economic-inequality O, sorry, deze paperback kost een vermogen. Maar het hoofdstuk van Amartya Sen is online: https://tinyurl.com/2p8at8zp
Wat opvalt bij diagonaal doornemen van het boek: veel auteurs halen ‘erfelijkheid van verschillen in IQ’ erbij, en hebben het dan over h^2 van 50 tot 70%. Maar dat is oude gedragsgenetica. Onderzoek op basis van het genoom komt niet verder dan 5 tot 10% https://twitter.com/ent3c/status/1358455103217352704
Dat is wel spectaculair hoor! Al minstens sinds Galton hebben psychologen de wereld voor de gek gehouden met claims van idioot hoge genetische bepaaldheid van intelligentie. Ik noem dat een ‘self-serving bias’. Niet meer door goddelijke ordening, maar door genen uitverkoren.
En dat is wel een belangrijk onderdeel van de ‘tirannie van verdienste’ (Sandel), de superioriteit, ‘we are the champions’. Maar dat blijkt dus gebakken lucht te zijn.
Het zijn niet de genen, maar het is het nest waarin je geboren bent. Niet je verdienste, maar je afkomst!
Een kort en toegankelijk stuk: Eric Turkheimer (August 22 | 2019). The Shiny–and Potentially Dangerous—New Tool for Predicting Human Behavior. https://leaps.org/the-shiny-and-potentially-dangerous-new-tool-for-predicting-human-behavior/particle-4
Hard core genetisch onderzoek verwijst veel bijdragen in de Arrow e.a. bundel naar het museum voor oudheden.
Terug naar Amartya Sen, ‘Merit and Justice’, online: https://tinyurl.com/2p8at8zp
Dit is een verrassend stuk, het heeft zo te zien geen enkel raakvlak met Michael Sandel. Sen analyseert het begrip ‘merit’ langs economische lijnen.
“The general idea of merit must be conditional on what we consider good activities.” Of ‘right actions’.
Een ‘juiste daad’ draagt bij aan de ‘good society’, de ‘rechtvaardige samenleving’. Sen begint met daden, niet met personen. En hij gaat het niet over onderwijs hebben. Welke daden ‘goed’ zijn, hangt af van wat de (economische) gevolgen zijn, en hoe die in onze cultuur worden gewaardeerd. Zwaar ‘contingent’ dus, absolute verdienste bestaat niet.
Of drs ‘Cum Laude’ iets gaat bijdragen aan de samenleving moeten we nog maar afwachten;
Wat is een rechtvaardige samenleving? Als prominente theorie noemt Sen het werk van John Rawls ‘A theory of justice’. Zijn eigen theorie, ‘The idea of justice’, verscheen in 2009 https://www.hup.harvard.edu/catalog.php?isbn=9780674060470. Oké, zo’n theorie geeft houvast om daden op verdienste te beoordelen.
“… meritocracy is just an extension of a general system of rewarding merit, and elements of such a system clearly have been present in one form or another throughout human history.”
Adrian Wooldridge nam het op zich om dat laatste uit te werken: https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/adrian-wooldridge-neemt-het-op-voor-de-meritocratie-het-overdreven-linkse-streven-naar-gelijkheid-is-onmogelijk-te-realiseren~b4d12e95/
Economen vinden de gevolgen van daden van belang, maar niet iedereen is econoom. Vaak vinden we daden intrinsiek verdienstelijk, of ‘gepast’. ‘Fatsoen moet je doen’. Jammer dat niet iedereen er hetzelfde onder verstaat als wat MP Balkenende eronder verstaat. Sen heeft het er verder niet over.
Maar later in zijn analyse komt het terug in de zin van de verdienstelijke eigenschap, of persoon:
“… conventional notions of “meritocracy” often attach the label of merit to people rather than actions.”
‘Iemand met erkende talenten zien we dan als verdienstelijk persoon.’
Oók als drs. Cum Laude zijn talenten niet inzet voor ‘goede daden’. Sen stipt op blz. 12-13 even aan dat sommige talenten mogelijk aangeboren zijn (maar zie de eerdere tweets over IQ), en dat we vandaar zomaar het moeras van discriminatie en racisme in kunnen wandelen. Genoteerd.
Ook Michael Young (1958) ‘The rise of the meritocracy, 1870-2033’ gebruikt het idee van de verdienstelijke persoon. Verdienste is daar de som van persoonlijke kenmerken ‘intelligentie’ en ‘inspanning’. (Sen, blz. 7). Ieder idee van aan uitkomsten gebonden verdienste is afwezig. En ja, dat geldt ook voor het boek van Sandel, waarin de frase ‘talent en inspanning’ in meerdere varianten om de haverklap terugkomt.
Sen sluit af met de waarschuwing dat huidige opvattingen over meritocratie inderdaad zijn losgezongen van de idee dat het moet gaan over ‘goede daden’, niet over mensen of talenten die op zich verdienstelijk zouden zijn. En denk eraan: opbrengsten van de daden moeten eerlijk worden verdeeld.
Lees het hoofdstuk nog eens met bovenstaande samenvatting in gedachten. De taal van Sen is bepaald niet soepel, maar zijn boodschap loont de moeite. Het is geen visie op meritocratie zoals bijv. Sandel brengt, maar een verheldering van begrippen. Ik vond het verrassend. Ik had graag in later werk van Sen zijn verdere denken over ‘merit’ genoteerd, een andere keer dan maar.
Wat vertelt de analyse van Sen ons over al dat belonen/cijfergeven/selecteren in het onderwijs? Het onderwijs beloont voortdurend kennis en dus kenmerken van leerlingen. Leerlingen verrichten geen maatschappelijke daden die meer of minder verdienstelijk kunnen zijn. Eens?
Het bovenstaande is een weergave van een Twitterdraad van 18 april 2022:
Voor het eerste deel van deze bespreking zie de voorafgaande blog: