Afbeelding: Anneke Huisman & Johan Koppenol (1991). Daer compt de Lotery met trommels en trompetten! Loterijen in de Nederlanden tot 1726. Uitgeverij Verloren
Cardioloog en intern geneeskundige lezen ons de les
F. Meijler en J. Vreeken: ‘Numerus fixus: selectie of loting?’ Elsevier 1 maart 1975
Vooraf, bw
- Rustige uiteenzetting over de noodzaak van een numerus fixus voor geneeskunde is hier afgewisseld met opgewonden uitspraken over loting. Die opwinding over loten interesseert me, die passages citeer ik letterlijk om misverstanden te voorkomen. Wie mijn ‘Alle geslaagden zijn geschikt’ queeste een beetje heeft gevolgd, kan de uitspraken in dit Elsevier-artikel zelf wel plaatsen. Ik zie in dit geval maar af van de voor de hand liggende commentaar. Eén waarschuwing moet ik toch wel geven: de herhaalde claim van deze auteurs dat er voor loten geen argumenten zijn gegeven, is feitelijk onjuist; zo heeft bijvoorbeeld staatssecretaris Ger Klein in zijn Memorie van Antwoord en elders uitvoerig zijn voorstel om iedereen te laten loten onderbouwd.Ik kan het niet laten een paar accenten te zetten in vette letters. Zoals: Op Tijl Uilenspiegel kunt u zelf wel googelen, mocht u die schertsfiguur niet al kennen.
Maar ik zal dit materiaal zeker nog gebruiken in toekomstige analyses.
Meijler, F., & Vreeken, J. (1975) Numerus fixus: selectie of loting? Elsevier, 1 maart 1975.
[Het artikel is niet online beschikbaar (mail mij voor een volledige versie). Hier alleen de belangrijkste passages geciteerd. Vet is mijn accent]
Een numerus fixus die onontkoombaar is vanuit de begrensde onderwijscapaciteit (op haar beurt een gevolg van het grote aantal gegadigden), vereist een techniek van toelatingsbeperking waarbij die beperkte onderwijscapaciteit optimaal wordt benut. Met deze visie als uitgangspunt en dit is o.i. het enige realistische uitgangspunt, is loten per definitie als toelatingsbeperking onverstandig, om niet te zeggen dom en onaanvaardbaar. Onder studenten leeft de opvatting dat de numerus fixus onrechtvaardig is en dat door loting dit onrecht eerlijk wordt verdeeld. (….) Waar het dus om gaat, is die procedure te vinden die de beste studenten, qua aanleg en ijver, voor de universiteit selecteert. (….)
Het feit dat vrijwel de hele wereld de numerus fixus toepast en dat Nederland het enige land is waar een Tijl Uilenspiegel op de idee van de loting is gekomen, moet toch wel te denken geven. (….) Men realisere zich goed dat er dus geen enkel kwantitatief gegeven is op grond waarvan een loterij te verdedigen zou zijn. Het enige dat voor loten wordt aangevoerd, is kritiek op de bestaande kwantitatieve argumenten voor enige vorm van selectie. De aanhangers van loten dienen voor hun eigen bewijsmateriaal te zorgen. (….) Ten slotte, ten einde jonge mensen niet het risico te laten lopen een jaar te verliezen, kan gedacht worden aan een toelatingsexamen per studierichting, al dan niet met een gericht interview. Dit laatste zou wellicht inzicht kunnen verschaffen over de mate van motivatie die de student in spe voor de studie van zijn keuze heeft. Met name de belangrijke Engelse universiteiten kennen dit systeem. (….)
Ten slotte: de morele aspecten van loten. Wie kan er vrede mee hebben zijn toekomst bepaald (of niet) te zien door het domme lot? Het is toch altijd oneindig veel beter op zichtbare en in zekere zin controleerbare, althans grijpbare criteria te worden afgewezen dan door een dobbelsteen? Natuurlijk zal er concurrentiestrijd zijn of ontstaan en natuurlijk is het jammer dat kinderen daar al jong mee geconfronteerd zullen worden, maar erger en frustrerender lijkt het door de roulette zijn toekomst afgesneden te zien met intellectuele gaven die deze toekomst mogelijk zouden maken. Loten is dus behalve onverstandig ook onmenselijk en onzedelijk. (….) Het door loten vaststellen hoe de toekomst van een kind er uit zal zien, is een uiting van geestelijke milieu-verontreiniging. Daar rationele gronden voor de rechtvaardiging van de studentenloterij ontbreken en de bewijslast welhaast systematisch wordt omgekeerd, vragen wij ons af of politieke motieven ten grondslag liggen aan een keus voor toelatingsbeperking, een keus die in wezen niets met politiek te maken heeft, er althans niets mee te maken hoort te hebben.